Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is.

• Dagvlinders hebben felle kleuren en nachtvlinders niet.
• Nachtvlinders hebben felle kleuren en dagvlinders niet.
• Dagvlinders hebben voelsprieten die lijken op veertjes.
• Dagvlinders hebben een soort bolletje aan het eind van een voelspriet.
• Vlinders hebben een roltong.

Je ziet op je werkblad 5 plaatjes over het leven van een vlinder. 
Zet ze in de goede volgorde. 
Onder het plaatje dat eerst komt zet je een 1, 
onder het volgende plaatje zet je een 2 en zo verder.
Tot je bij nummer 5 bent.

Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is.

• Als een mannetjesvlinder een vrouwtjesvlinder ontmoet gaan ze gelijk vrijen.
• Als vlinders elkaar leuk vinden gaan ze baltsen.
• Alle vlinders baltsen precies hetzelfde.
• De mannetjesvlinders leggen de eitjes op een geschikte plant.
• Een rups eet veel. Hij barst uit zijn vel. Een rups vervelt wel 5 keer. 
• Als een rups de laatste keer vervelt, komt er een vlinder uit.
• Als de pop openbreekt komt er een vlinder uit.
• De verandering van eitje tot vlinder noemen we metamorfose.

Kleur de hokjes op je werkblad waarvan de zin WAAR is.

• Citroenvlinders hebben allemaal dezelfde knalgele kleur.
• Aan de punt van de vleugels zit een oranje stip.
• Een citroenvlinder houdt een winterslaap.
• Een citroenvlinder zie je niet in de lente, maar pas in de zomer.

Op deze vlinderkleurplaat zie je een aantal verschillende vlinders.
Geef jij ze allemaal mooie kleuren?

Daaronder zie je een plaatje waar je de metamorfose van een vlinder nog eens goed kunt zien.
Die mag je ook kleuren.

12 verschillende vlinders in dit memory-spel.
Weet jij waar ze allemaal staan?
Kun je de plaatjes goed onthouden?

Succes!